Jezus ruimt de tempel op

Johannes 2:13-25

Deze zondag is genoemd naar de beginwoorden van het introitusgezang, Oculi mei semper ad Dominum, “Mijn ogen zijn altijd gericht op de Heer” (Psalm 25,15).
Oculi is de derde zondag in de Veertigdagentijd, een periode van bezinning in het christendom als voorbereiding op het Paasfeest.


Lied

Psalm 9: 1 en 10

Met heel mijn hart zing ik uw eer,
prijs ik uw wonderwerken, Heer.
Ik wil mij in uw naam verblijden,
U, hoogste God, mijn psalmen wijden.

O Heer, sta op, toon wie Gij zijt,
richt allen in gerechtigheid
en laat ontsteltenis hen treffen,
dat zij hun sterf’lijkheid beseffen.


Inleiding lezing

Jezus komt naar Jeruzalem en gaat naar de tempel. Wat hij daar aantreft maakt hem kwaad, zo kwaad dat hij het heft in eigen hand neemt en iedereen die er met andere bedoelingen is dan om God te eren wegjaagt.

Lezing

Johannes 2 : 13 – 25

Kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. Daar trof hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’

Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’
Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen?’
Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’

Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam.
Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.
Toen Jezus op Pesach in Jeruzalem was, kwamen veel mensen tot geloof in zijn naam, omdat ze de wondertekenen zagen die hij deed. Maar Jezus had geen vertrouwen in hen, omdat hij hen allemaal kende, en niemand hoefde hem iets over de mens te vertellen, want hij wist zelf wat er in een mens omgaat.


Overdenking

Het was een catastrofale tijd in Jeruzalem, toen Johannes het verhaal, dat we vandaag hebben gehoord, opschreef. De stad en vooral het ergste: de tempel was verwoest door de Romeinse bezetters. Er was een opstand geweest en als represaille werd de tempel verwoest, de schatten uit de tempel in triomf naar Rome afgevoerd. Het heiligste der heiligen was ontwijd. God was weg uit Jeruzalem!

Jaren van bezetting en van inperking van rechten en inperking van mogelijkheden waren nog draagbaar geweest zolang die tempel als symbool van de eenheid van het Joodse volk rondom God daar nog was. En nu was dat voorbij. Jaren van ergere onderdrukking zouden nog volgen.
En nu, nu kwamen de oude verhalen uit de tijd van Jezus weer naar boven. De uiteenzettingen tussen de volgelingen van Jezus en de rest van de bevolking werden weer aangescherpt. Vooral die ene schermutseling van Jezus in de tempel kwam weer in herinnering: De schermutseling rondom de praktijken van de offerdiensten.

Jezus had het hart van de financiële macht van de tempelstructuren aangetast. Hij had duidelijk gemaakt dat de aanbidding van God niet met een handeltje af te doen was. Hij maakte daarmee veel mensen hun zekerheden kapot. Sterker nog: Jezus ging nog verder. Hij sprak niet over de tempel van God, maar over de tempel van Zijn Vader. En daarmee eigende Hij zich het hoogste gezag toe.

Tevens relativeerde Jezus het belang van die tempel. In drie dagen kan ik hem weer opbouwen. Hij sprak daarbij over zichzelf, maar dat was wel enigszins in het tumult ondergegaan. En nu veertig jaar na dato, kwam dit allemaal weer omhoog. Johannes begon er zo ongeveer zijn Evangelie mee.
De leerlingen en volgelingen van Jezus begonnen zich na de verwoesting van de tempel en de stad Jeruzalem opnieuw te organiseren. Er gebeurde daarbij iets triest: Het Jodendom en de volgelingen van Jezus groeiden uit elkaar.

De volgelingen van Jezus gaan zich meer op de wereld richten, ook buiten het jodendom. Uiteindelijk concludeert Paulus daaruit dat de tempel van God de gemeenschap van de volgelingen van Jezus was. Hij noemt hen het lichaam van Christus.

Een geruststelling voor hen die zich vereenzaamt voelen van God. Wij hoeven Hem nu niet meer te zoeken in de tempel of, zoals deze tekst later begrepen is, de eerste volgelingen van Luther in de Sint Pieter kerk in Rome. God is in onze gemeenschap. Hij is in ons midden. Dat legt ook een verantwoordelijkheid op die gemeenschap. Gaan wij als gemeenschap met elkaar om. Of rollen wij vechtend met elkaar de tempel van God uit. Hij verenigt!

Amen


Lied

lied 25A: 1 en 2

Mijn ogen zijn gevestigd
op God, of Hij mij redt.
Mijn hart, hoezeer onrustig,
heb ik op Hem gezet.
Kan ik de nacht verduren,
waarin Gij verre zijt?
Gij zult mijn voeten sturen
in ‘t duister van de tijd.

Maar wees mij dan genadig
en richt mijn leven op,
dat ik opnieuw gestadig
kan gaan in ‘s levens loop.
Mijn hart, hoezeer onrustig,
heb ik op U gezet,
Mijn ogen zijn gevestigd
op U, tot Gij mij redt.


Gebed

God we bidden u
Dat onze verbondenheid met u mag groeien
U schenkt ons uw liefde
U schenkt ons uw woord
U schenkt ons uw trouw
Wij laten ons zo vaak afleiden door andere zaken
Veeg ons hart schoon
Zoals uw Zoon het tempelplein schoon veegde

God vervul ons hart met uw Geest
Schenk on uw wijsheid en inzicht
Opdat we handelen en spreken
Vanuit uw Woord

God we bidden u voor allen die in deze tijd
Willen werken om in hun onderhoud te voorzien
En dat niet mogen
Geef dat we hen helpen dit te dragen
En vol te houden

God we bidden voor allen die kwetsbaar zijn
Die zich moeten opsluiten in een klein kring
En alle andere contacten moeten missen
Schenk ons allen de kracht
Om vol te houden en voorzichtig te blijven
Omwille van onze medemensen

God we missen de gemeenschap van de gelovigen
De onderlinge ontmoeting
De vrolijkheid en het feestelijke
We bidden dat we niet vervreemden van u God

Uw tempel is niet een gebouw, een plaats
Uw tempel is daar waar we U, God
Door uw Zoon ontmoeten
Dat is altijd opnieuw een geschenk, genade.

Die tempel van uw aanwezigheid
Is onverwoestbaar
Ook in deze tijden
Waarin we niet neer de kerkgebouwen
Kunnen gaan
Bent u bij ons, daar waar wij zijn
Daar waar we het band met u zoeken
Daarvoor danken wij U, God

Amen


Zegenbede

Moge de Heer Zijn genade aan ons schenken
Moge het licht van Zijn aangezicht ons als een gids zijn
Moge Hij ons bewaren en ondersteunen,
dat Zijn Geest altijd aan onze zijde zal zijn,
dat Zijn engelen over ons waken
Zodat we uw liefde kunnen doorgeven

God, Vader, Zoon en Heilige Geest,
Zegene en behoede ons

Amen


Deze overdenking kunt u nalezen en of downloaden via deze link:

Zondagsbrief- Overdenking 7 maart 2021 – Oculi

Collecte

De collecte is bestemd voor de ondersteuning van de eigen kerk.
Bij voorbaat hartelijk dank.

Uw gift overmaken naar:
Bankrekening NL43 RABO 0373 7412 51
t.n.v. Evangelisch-Lutherse gemeente Zuid-Nederland
Onder vermelding:
Gift voor het Werk van de Kerk


Een goede en gezegende zondag gewenst,
ds. Susanne Freytag en ds. Willem Boon