Het gaat in dit deel om het eerste deel van de dienst dat soms ook de voorbereiding wordt genoemd. We zijn aangekomen in het huis van God, de kerkruimte die voor dat uur ruimte van de ontmoeting met God wordt. We komen vanuit ons dagelijkse leven en naderen God die ons menselijk bevattingsvermogen te boven gaat.

Als mens ontmoeten we de overmachtige, onmetelijk, allesomvattende en mysterieuze God die zich laat kennen in zijn Woord. Hoe kunnen we God de onbenaderbare naderen? Dat doet wat met ons, dat vraagt wat van ons. Het gaat erom dat wij ons afstemmen op de ontmoeting met God, de Heilige. De liturgie helpt ons stap voor stap over de drempel. In de liturgie ligt de ervaring van eeuwen besloten.
Veel onderdelen van de liturgie hebben een lange geschiedenis, dat vinden we ook terug in de Latijnse benamingen van de onderdelen van de liturgie.

Votum – gelofte

Deze eerste gesproken woorden in de dienst maken duidelijk de we opgenomen worden in de ruimte van God. Niet van een vage God die we niet kennen, maar de God die we kennen als de God van de Drieëenheid: God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het Latijnse woord votum betekent ‘gelofte’, vgl. vertrouwensvotum. Een dienst is iets anders dan een bijeenkomst, vergadering of feest. Wij komen bij elkaar “In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”. Deze eerste gesproken woorden van de dienst markeren de samenkomst als eredienst en plaatsen ons allereerst in de ruimte van God, de trinitarische God. Daar waar zijn naam is is ook God.
Op Gods aanwezigheid in de eredienst; daar mogen we op vertrouwen. De rooms-katholieke mis en de lutherse dienst beginnen met deze woorden. De gemeente antwoordt hierop bekrachtigend met “Amen”, dat wil zeggen “Zo is het”.

Adiutorium – bemoediging

De woorden Onze hulp (in het Latijn, adiutorium nostrum) zijn ontleend aan Psalm 124:8 “Onze hulp is de naam van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft.” Deze woorden maakten deel uit van het voorbereidende gebed van de priester in de sacristie. In de late middeleeuwen kwam dit gebed in de dienst terecht. Deze woorden bepalen ons bij onze afhankelijkheid van God, van Gods hulp.
Dat gebed van de priester is nu gebed van de gemeente geworden. We spreken dat daarom in wissel tussen voorganger en gemeente. (In diensten waar het votum “In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest” niet klinkt en de dienst begint met “Onze hulp is in de naam van de Heer” krijgt dit adiutorium het karakter van het votum en wordt daarom dan ook vaak in plaats van adiutorium votum genoemd.)

Confiteor – schuldbelijdenis

Waarom is een schuldbelijdenis nodig? Moeten we ons eerst klein maken en onze zonden belijden voordat het positief wordt? Het spreken over schuld is in onze tijd moeilijk. We erkennen niet graag onze schuld. Maar in het licht van God zien we ons als die we zijn, zonder het masker dat we dragen. En dan is het de vraag of we God en de ander recht in de ogen kunnen kijken. Dit gebed wordt ook het gebed van toenadering genoemd. Het confiteor, dat betekent ‘ik belijd’, is een schuldbelijdenis en gebed om schuldvergeving.
Oorspronkelijk was dit een gebed dat de priester in stilte sprak op de drempel van het priesterkoor. Luther wilde dit klerikale gebed daarom afschaffen. Nu is het een gebed van de gemeente geworden, een wederzijdse schuldbelijdenis voor voorganger en gemeente. De korte vorm hiervan is: “Heer vergeef ons al wat wij misdeden,” en de gemeente vervolgt “opdat wij weer in vrede leven.”
Het verdient aanbeveling om er met meer woorden over de spreken en te bidden. Want het confiteor wil ons juist helpen om aan het begin van de dienst met God en met elkaar in het reine te komen door de blokkades tussen ons en God op te ruimen.

Introïtus – intrede

Het is een oude traditie om hier aan het begin een psalm te laten klinken. De psalm wordt soms voorafgegaan door een keervers, antifoon genaamd. De antifoon wordt aan het einde van de psalm herhaald. De psalm kan worden gesproken of gezongen. De tekst van de psalmen is ons in de Bijbel overgeleverd, de melodieën echter niet. De psalmen zijn op verschillende manieren op muziek gezet, berijmd en onberijmd.
Psalmzingend trekken we samen op met de stoet van gelovigen, samen met het volk Israël, Gods koninkrijk tegemoet. Zo laten we ons opnemen in de weg van God en zijn volk door de geschiedenis heen.

Kyrië – Heer (roep om ontferming)

Nu klinkt luid en duidelijk de roep om ontferming. Met deze woorden riep ook de blinde Bartimeüs Jezus om hulp. Deze roep om hulp, om Gods ontferming komt voort uit dat wat ons belast, wat ons verdrietig maakt, wat ons kwaad maakt. Hierin komt ons gevoel dat God ons en de wereld in de steek laat naar voren.
Soms gaat aan de roep om ontferming een kyriëgebed, een smeekgebed vooraf. Daarin wordt de nood van de mensen en de wereld voor God gebracht. Op deze wijze brengen we de lijdende schepping de dienst binnen. Het ‘Heer, ontferm u’ roepen we dus niet alleen voor ons persoonlijk.

Gloria in excelsis – ere zij God in den hoge

Het gloria is een oud loflied dat begint met de woorden die de engelen in de kerstnacht zongen: “Ere zij God in den hoge en vrede op aarde”. Want wanneer we alle schuld en nood voor God hebben kunnen neerleggen dan rest ons niets anders meer dan God loven en danken. Dan zingen we als vanzelf met de engelen mee. Het gloria is de lofzang van hemel en aarde en kan eigenlijk alleen maar gezongen worden. God loven dat doen we het beste zingend.
Het Gloria vervalt in de advents- en veertigdagentijd, dat wil zeggen in de voorbereidingstijd op de grote Christusfeestdagen, Kerst en Pasen. Op die feestdagen klinkt het Gloria dan des te stralender.

Kyrië en Gloria horen bij elkaar.

Zonder overgang of aankondiging volgt het één op het ander. De roep uit de diepte van de nood gaat over in de hoogste lofzang van de engelen. In Kyrië en Gloria komen aarde en hemel bij elkaar. Kyrië en Gloria zijn door veel componisten op muziek gezet.

Staan

Het is passend dat we tijdens de voorbereiding staan. Het is een teken van respect om op te staan voor de ontmoeting met God. God kent de mens en heeft daarom liefdevol begrip voor wie niet kan gaan staan. Het staan in de eredienst refereert ook aan de opstanding, wij zijn mensen van de opstanding. Ja, en eigenlijk is het nog zo dat we ons als het ware nog bij de ingang bevinden, we moeten eerst nog wat ons belast neerleggen en wat ons afleidt afschudden, wat ons blokkeert aan schuld en nood om God te ontmoeten.

Al deze stappen willen ons voorbereiden op de confrontatie met God zelf in zijn Woord. We zijn niet altijd in staat om met aandacht al deze stappen te volgen en te beleven. De ene keer voelen we bij het één meer en een andere keer bij het ander. En toch helpen deze stappen ons dichter bij God en zijn heilig Woord te komen.

ds. Susanne Freytag